Antropometrie

lichaamsmaten

Het is belangrijk dat het vluchtvervoersmiddel gebruikt kan worden door de gemiddelde mens in de populatie. Het gaat er niet om dat het is geoptimaliseerd voor één specifiek(e) persoon of doelgroep, maar dat het bruikbaar is door een zo groot mogelijk groep. Om geen onmogelijke ontwerpeisen te creëren is er gekozen om de maten te nemen van 90% van de populatie. De kleinste maten zijn afkomstig van de P5 (5% kleinste mensen) en de grootste maten zijn afkomstig van de P95 (95% grootste mensen). Dat levert onderstaande lichaamslengten op (tabel 1).

Tabel 1: Lichaamsmaten, de kleinste (P5) en de grootste (P95) van de gekozen populatie. Maten in mm.

De lichaamslengten dienen als uitgangspunt voor het bepalen van de lengte van de verschillende segmenten. Het gaat hierbij om de romp, benen, voeten, armen, handen en de gezamenlijke lengte van de nek en het hoofd. Hierbij is gekeken naar de gewrichtsafstanden,  daar dit de plek is waar er beweging kan plaatsvinden. De lichaamslengten uit tabel 1 zijn hiervoor afgerond naar de dichtstbijzijnde lengtemaat in de menselijke afmetingen tabel uit de antropometrische data beschikbaar gesteld door De Haagse Hogeschool. Het gebruikte deel is te zien in figuur 1.

Figuur 1: De gebruikte lengtematen en de bijbehorende relevante maten van de lichaamssegmenten (groen gearceerd). De segmenten lopen van gewricht tot gewricht en de maten zijn in mm. T1 is de heupbreedte bij zitten (reader antropometrie, 2012).

Voor de voetlengte ten opzichte van het enkelgewricht en de grijpafstand van de hand ten opzichte van het polsgewricht zijn er enkele extra berekeningen gemaakt. Voor de lengte van de voet is uitgegaan van de database beschikbaar gesteld door de TU Delft. In een onderzoek uitgevoerd tijdens PEO2 is de gemiddelde afstand bepaald van de malleolus tot de achterkant van de hiel (56 mm).

Voor de grijpafstand is gekeken naar de lengte vanaf het polsgewricht (L) tot aan ½ keer de afstand van de hand (M). Dit levert de onderstaande maten op (tabel 2).

Tabel 2: De relevante antropometrische gegevens bij het ontwerpen van een vluchtvervoersmiddel. Maten in mm.

Range of motion

Als er gekeken wordt naar houdingen is het niet alleen van belang om naar de verschillende lichaamslengte te kijken, maar ook naar de bewegingsvrijheden in de betrokken gewrichten. De positie die wordt aangenomen, door zowel de P5 als de P95, moet uitvoerbaar zijn. Alles is beschreven vanuit de anatomische houding, met afbeeldingen (figuur 2 t/m 7) uit Sobotta (2011). De bewegingsuitslag van het hoofd, is op basis van literatuur (penning L., 1978). Dit geeft een totale bewegingsvrijheid van 140° in de cervicale wervels.

Figuur 2: ROM van de heup (Sobotta, 2011).
a) retroflexie (10°) – anteflexie (130°)  
b) abductie (40°) – adductie (30°)    
c) exorotatie (40°) – endorotatie (50°)

 

Figuur 3: ROM van de knie (Sobotta, 2011).
a) flexie (140°) – extensie (5°)    
b) exorotatie (30°) – endorotatie (10°)

 

Figuur 4: ROM van de voet (Sobotta, 2011).

a) dorsaalflexie (30°) – plantair (50°)   

b) pronatie (30°) – supinatie (60°)
c) inversie (35°) – eversie (20°)

 

Figuur 5: ROM van de elleboog (Sobotta, 2011).
a)
flexie (150°) – extensie (10°)

b) supinatie (90°) – pronatie (90°)

 

Figuur 6: ROM van de pols (Sobotta, 2011).

a) radiaal abductie (30°) – ulnair abductie (30°)    
b) dorsaalflexie (60°) – palmair (60°)

 

Figuur 7: ROM van de schoudergordel (Sobotta, 2011). Hoekverdraaiingen spreken voor zich.